Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • re·frac·teert

Werkwoord

vervoeging van
refracteren

refracteert

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van refracteren
    • Jij refracteert. 
  2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van refracteren
    • Hij refracteert. 
  3. (verouderd) gebiedende wijs meervoud van refracteren
    • Refracteert!