• re·de·voert
vervoeging van
redevoeren

redevoert

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van redevoeren
    • Jij redevoert. 
  2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van redevoeren
    • Hij redevoert. 
  3. (verouderd) gebiedende wijs meervoud van redevoeren
    • Redevoert!