rechttrokken
- recht·trok·ken
vervoeging van |
---|
rechttrekken |
rechttrokken
- (in een bijzin) meervoud verleden tijd van rechttrekken
- ...dat wij rechttrokken.
- ...dat jullie rechttrokken.
- ...dat zij rechttrokken.
- ...dat wij rechttrokken.
vervoeging van |
---|
rechttrekken |
rechttrokken