rechtte
- recht·te
vervoeging van |
---|
rechten |
rechtte
- enkelvoud verleden tijd van rechten
- Ik rechtte.
- Jij rechtte.
- Hij, zij, het rechtte.
- Ik rechtte.
- Het woord rechtte staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "rechtte" herkend door:
79 % | van de Nederlanders; |
74 % | van de Vlamingen.[1] |
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be