• recht·te
vervoeging van
rechten

rechtte

  1. enkelvoud verleden tijd van rechten
    • Ik rechtte. 
    • Jij rechtte. 
    • Hij, zij, het rechtte. 
79 % van de Nederlanders;
74 % van de Vlamingen.[1]
  1.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be