rantsoeneert
- rant·soe·neert
vervoeging van |
---|
rantsoeneren |
rantsoeneert
- tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van rantsoeneren
- Jij rantsoeneert.
- derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van rantsoeneren
- Hij rantsoeneert.
- (verouderd) gebiedende wijs meervoud van rantsoeneren
- Rantsoeneert!
- Het woord rantsoeneert staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.