radicaliseerde
- ra·di·ca·li·seer·de
vervoeging van |
---|
radicaliseren |
radicaliseerde
- enkelvoud verleden tijd van radicaliseren
- Ik radicaliseerde.
- Jij radicaliseerde.
- Hij, zij, het radicaliseerde.
- Ik radicaliseerde.
- Het woord radicaliseerde staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.