Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ra·di·ca·li·seer·de

Werkwoord

vervoeging van
radicaliseren

radicaliseerde

  1. enkelvoud verleden tijd van radicaliseren
    • Ik radicaliseerde. 
    • Jij radicaliseerde. 
    • Hij, zij, het radicaliseerde.