• ra·ce·mi·seert
vervoeging van
racemiseren

racemiseert

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van racemiseren
    • Jij racemiseert. 
  2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van racemiseren
    • Hij racemiseert. 
  3. (verouderd) gebiedende wijs meervoud van racemiseren
    • Racemiseert!