putste
- puts·te
vervoeging van |
---|
putsen |
putste
- enkelvoud verleden tijd van putsen
- Ik putste.
- Jij putste.
- Hij, zij, het putste.
- Ik putste.
- Het woord putste staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
vervoeging van |
---|
putsen |
putste