Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • prok·kelt

Werkwoord

vervoeging van
prokkelen

prokkelt

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van prokkelen
    • Jij prokkelt. 
  2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van prokkelen
    • Hij prokkelt. 
  3. (verouderd) gebiedende wijs meervoud van prokkelen
    • Prokkelt!