• pro·cras·ti·neer
vervoeging van
procrastineren

procrastineer

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van procrastineren
    • Ik procrastineer. 
  2. gebiedende wijs van procrastineren
    • Procrastineer! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van procrastineren
    • Procrastineer je?