Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • prie·gelt

Werkwoord

vervoeging van
priegelen

priegelt

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van priegelen
    • Jij priegelt. 
  2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van priegelen
    • Hij priegelt. 
  3. (verouderd) gebiedende wijs meervoud van priegelen
    • Priegelt!