• pre·si·deert
vervoeging van
presideren

presideert

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van presideren
    • Jij presideert. 
  2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van presideren
    • Hij presideert. 
  3. (verouderd) gebiedende wijs meervoud van presideren
    • Presideert!