prefigeer
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- pre·fi·geer
Werkwoord
vervoeging van |
---|
prefigeren |
prefigeer
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van prefigeren
- Ik prefigeer.
- gebiedende wijs van prefigeren
- Prefigeer!
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van prefigeren
- Prefigeer je?
Gangbaarheid
- Het woord prefigeer staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.