prachten
- prach·ten
vervoeging van |
---|
prachen |
prachten
- meervoud verleden tijd van prachen
- Wij prachten.
- Jullie prachten.
- Zij prachten.
- Wij prachten.
- Het woord 'prachten' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.
vervoeging van |
---|
prachen |
prachten