Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • por·ti·o·neer·den

Werkwoord

vervoeging van
portioneren

portioneerden

  1. meervoud verleden tijd van portioneren
    • Wij portioneerden. 
    • Jullie portioneerden. 
    • Zij portioneerden. 

Gangbaarheid