• pol·lu·eer
vervoeging van
pollueren

pollueer

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van pollueren
    • Ik pollueer. 
  2. gebiedende wijs van pollueren
    • Pollueer! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van pollueren
    • Pollueer je?