• pol·is·en
Naar frequentie 354

polisen

  1. nominatief bepaald gemeenschappelijk geslacht enkelvoud van polis
    «Polisen beslagtog på torsdagen fem spelautomater på ett matställe på Fosievägen.»
    De politie heeft op donderdag vijf speelautomaten in beslag genomen bij een eetgelegenheid op Fosievägen.