Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • pol·der·win·kel·de

Werkwoord

vervoeging van
polderwinkelen

polderwinkelde

  1. enkelvoud verleden tijd van polderwinkelen
    • Ik polderwinkelde. 
    • Jij polderwinkelde. 
    • Hij, zij, het polderwinkelde.