poldermodderde
- pol·der·mod·der·de
vervoeging van |
---|
poldermodderen |
poldermodderde
- enkelvoud verleden tijd van poldermodderen
- Ik poldermodderde.
- Jij poldermodderde.
- Hij, zij, het poldermodderde.
- Ik poldermodderde.
- Het woord poldermodderde staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.