poederde
- poe·der·de
vervoeging van |
---|
poederen |
poederde
- enkelvoud verleden tijd van poederen
- Ik poederde.
- Jij poederde.
- Hij, zij, het poederde.
- Ik poederde.
- Het woord poederde staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.