• IPA: /pɔʒaːdala/
  • po·žá·da·la

požádala

  1. vrouwelijk derde persoon enkelvoud verleden tijd van het perfectieve werkwoord požádat
  2. onzijdig derde persoon meervoud verleden tijd van het perfectieve werkwoord požádat
  3. vrouwelijk enkelvoud actief deelwoord van het perfectieve werkwoord požádat
  4. onzijdig meervoud actief deelwoord van het perfectieve werkwoord požádat