plamuurde
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- pla·muur·de
Werkwoord
vervoeging van |
---|
plamuren |
plamuurde
- enkelvoud verleden tijd van plamuren
- Ik plamuurde.
- Jij plamuurde.
- Hij, zij, het plamuurde.
- Ik plamuurde.
vervoeging van |
---|
plamuren |
plamuurde