plagde
- plag·de
vervoeging van |
---|
plaggen |
plagde
- enkelvoud verleden tijd van plaggen
- Ik plagde.
- Jij plagde.
- Hij, zij, het plagde.
- Ik plagde.
- Het woord plagde staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- plag·de
Naar frequentie | > 50000 |
---|
plagde
- verleden tijd van plage