Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • plaats·te aan·een

Werkwoord

vervoeging van
aaneenplaatsen

plaatste aaneen

  1. enkelvoud verleden tijd van aaneenplaatsen
    • Ik plaatste aaneen. 
    • Jij plaatste aaneen. 
    • Hij, zij, het plaatste aaneen.