plaatste aaneen
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- plaats·te aan·een
Werkwoord
vervoeging van |
---|
aaneenplaatsen |
plaatste aaneen
- enkelvoud verleden tijd van aaneenplaatsen
- Ik plaatste aaneen.
- Jij plaatste aaneen.
- Hij, zij, het plaatste aaneen.
- Ik plaatste aaneen.