plaagden
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- plaag·den
Werkwoord
vervoeging van |
---|
plagen |
plaagden
- meervoud verleden tijd van plagen
- Wij plaagden.
- Jullie plaagden.
- Zij plaagden.
- Wij plaagden.
- ▸ De dames vertelden me volop over hun paarden en plaagden elkaar met valse grapjes.[1]
Verwijzingen
- ↑ Tim Voors“Alleen, De Pacific Crest Trail te voet van Mexico naar Canada”, eBook: Mat-Zet bv, Soest (2018), Fontaine Uitgevers