patineer
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- pa·ti·neer
Werkwoord
vervoeging van |
---|
patineren |
patineer
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van patineren
- Ik patineer.
- gebiedende wijs van patineren
- Patineer!
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van patineren
- Patineer je?
Gangbaarheid
- Het woord patineer staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.