• par·tij·trekt
vervoeging van
partijtrekken

partijtrekt

  1. (in een bijzin) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van partijtrekken
    • ... dat jij partijtrekt. 
  2. (in een bijzin) derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van partijtrekken
    • ... dat hij partijtrekt.