pareert
- pa·reert
vervoeging van |
---|
pareren |
pareert
- tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van pareren
- Jij pareert.
- derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van pareren
- Hij pareert.
- (verouderd) gebiedende wijs meervoud van pareren
- Pareert!
- Het woord pareert staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.