pareerden
- pa·reer·den
vervoeging van |
---|
pareren |
pareerden
- meervoud verleden tijd van pareren
- Wij pareerden.
- Jullie pareerden.
- Zij pareerden.
- Wij pareerden.
- Het woord pareerden staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.