Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • pam·pert

Werkwoord

vervoeging van
pamperen

pampert

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van pamperen
    • Jij pampert. 
  2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van pamperen
    • Hij pampert. 
  3. (verouderd) gebiedende wijs meervoud van pamperen
    • Pampert!