pépin
pépin m
- (spreektaal) paraplu, plu [1]
- (spreektaal) moeilijkheid, tegenvaller
- «Ces derniers temps, on a eu de gros pépins dans notre assiette.»
- De laatste tijd hebben we flinke tegenvallers op ons bordje gekregen. [1]
- «Ces derniers temps, on a eu de gros pépins dans notre assiette.»