overvroeg
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- over·vroeg
Werkwoord
vervoeging van |
---|
overvragen |
overvroeg
- (in een bijzin) enkelvoud verleden tijd van overvragen
- ... dat ik overvroeg.
- ... dat jij overvroeg.
- ... dat hij, zij, het overvroeg.
- ... dat ik overvroeg.
vervoeging van |
---|
overvragen |
overvroeg
- enkelvoud verleden tijd van overvragen
- Ik overvroeg.
- Jij overvroeg.
- Hij, zij, het overvroeg.
- Ik overvroeg.