• over·vroeg
vervoeging van
overvragen

overvroeg

  1. (in een bijzin) enkelvoud verleden tijd van overvragen
    • ... dat ik overvroeg. 
    • ... dat jij overvroeg. 
    • ... dat hij, zij, het overvroeg. 
vervoeging van
overvragen

overvroeg

  1. enkelvoud verleden tijd van overvragen
    • Ik overvroeg. 
    • Jij overvroeg. 
    • Hij, zij, het overvroeg.