• over·vraag·de
vervoeging van
overvragen

overvraagde

  1. (in een bijzin) enkelvoud verleden tijd van overvragen
    • ... dat ik overvraagde. 
    • ... dat jij overvraagde. 
    • ... dat hij, zij, het overvraagde. 
  2. verbogen vorm van overvraagd, voltooid deelwoord van overvragen
vervoeging van
overvragen

overvraagde

  1. enkelvoud verleden tijd van overvragen
    • Ik overvraagde. 
    • Jij overvraagde. 
    • Hij, zij, het overvraagde.