Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • over·voert

Werkwoord

vervoeging van
overvoeren

overvoert

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van overvoeren
    • Jij overvoert. 
  2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van overvoeren
    • Hij overvoert. 
  3. (verouderd) gebiedende wijs meervoud van overvoeren
    • Overvoert! 
Verwante begrippen
vervoeging van
overvoeren

overvoert

  1. (in een bijzin) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van overvoeren
    • ... dat jij overvoert. 
  2. (in een bijzin) derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van overvoeren
    • ... dat hij overvoert.