• over·stem·den
vervoeging van
overstemmen

overstemden

  1. meervoud verleden tijd van overstemmen
    • Wij overstemden. 
    • Jullie overstemden. 
    • Zij overstemden. 
vervoeging van
overstemmen

overstemden

  1. (in een bijzin) meervoud verleden tijd van overstemmen
    • ...dat wij overstemden. 
    • ...dat jullie overstemden. 
    • ...dat zij overstemden.