overstemden
- Geluid: overstemden (hulp, bestand)
- over·stem·den
vervoeging van |
---|
overstemmen |
overstemden
- meervoud verleden tijd van overstemmen
- Wij overstemden.
- Jullie overstemden.
- Zij overstemden.
- Wij overstemden.
vervoeging van |
---|
overstemmen |
overstemden
- (in een bijzin) meervoud verleden tijd van overstemmen
- ...dat wij overstemden.
- ...dat jullie overstemden.
- ...dat zij overstemden.
- ...dat wij overstemden.