Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • over·snijd

Werkwoord

vervoeging van
oversnijden

oversnijd

  1. (in een bijzin) eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van oversnijden
    • ... dat ik oversnijd. 
vervoeging van
oversnijden

oversnijd

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van oversnijden
    • Ik oversnijd. 
  2. gebiedende wijs van oversnijden
    • Oversnijd! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van oversnijden
    • Oversnijd je? 

Gangbaarheid