overschonken
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- over·schon·ken
Werkwoord
vervoeging van |
---|
overschenken |
overschonken
- (in een bijzin) meervoud verleden tijd van overschenken
- ...dat wij overschonken.
- ...dat jullie overschonken.
- ...dat zij overschonken.
- ...dat wij overschonken.