overreageerde
- over·re·a·geer·de
vervoeging van |
---|
overreageren |
overreageerde
- enkelvoud verleden tijd van overreageren
- Ik overreageerde.
- Jij overreageerde.
- Hij, zij, het overreageerde.
- Ik overreageerde.
- Het woord overreageerde staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.