Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • over·noem·de

Werkwoord

vervoeging van
overnoemen

overnoemde

  1. enkelvoud verleden tijd van overnoemen
    • Ik overnoemde. 
    • Jij overnoemde. 
    • Hij, zij, het overnoemde. 
  2. verbogen vorm van overnoemd, voltooid deelwoord van overnoemen