overliepen
- Geluid: overliepen (hulp, bestand)
- over·lie·pen
vervoeging van |
---|
overlopen |
overliepen
- meervoud verleden tijd van overlopen
- Wij overliepen.
- Jullie overliepen.
- Zij overliepen.
- Wij overliepen.
vervoeging van |
---|
overlopen |
overliepen
- (in een bijzin) meervoud verleden tijd van overlopen
- ...dat wij overliepen.
- ...dat jullie overliepen.
- ...dat zij overliepen.
- ...dat wij overliepen.