• over·kwam
vervoeging van
overkomen

overkwam

  1. enkelvoud verleden tijd van overkomen
    • Ik overkwam. 
    • Jij overkwam. 
    • Hij, zij, het overkwam. 
vervoeging van
overkomen

overkwam

  1. (in een bijzin) enkelvoud verleden tijd van overkomen
    • ... dat ik overkwam. 
    • ... dat jij overkwam. 
    • ... dat hij, zij, het overkwam. 
     Wat misschien een beetje vreemd overkwam, omdat er door iedereen zo naar uit was gekeken, zowel door de antisemieten als door de joden zelf.[1]
  1. Jan Guillou (vert. Bart Kraamer)
    “Tussen rood en zwart” (2014), Uitgeverij Prometheus  , ISBN 9789044625691