• over·komt
vervoeging van
overkomen

overkomt

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van overkomen
    • Jij overkomt. 
  2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van overkomen
    • Hij overkomt. 
  3. (verouderd) gebiedende wijs meervoud van overkomen
    • Overkomt! 
vervoeging van
overkomen

overkomt

  1. (in een bijzin) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van overkomen
    • ... dat jij overkomt. 
  2. (in een bijzin) derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van overkomen
    • ... dat hij overkomt.