Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • over·kap·te

Werkwoord

vervoeging van
overkappen

overkapte

  1. enkelvoud verleden tijd van overkappen
    • Ik overkapte. 
    • Jij overkapte. 
    • Hij, zij, het overkapte. 
  2. verbogen vorm van overkapt, voltooid deelwoord van overkappen