Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • over·hoop·scho·ten

Werkwoord

vervoeging van
overhoopschieten

overhoopschoten

  1. (in een bijzin) meervoud verleden tijd van overhoopschieten
    • ...dat wij overhoopschoten. 
    • ...dat jullie overhoopschoten. 
    • ...dat zij overhoopschoten.