Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • over·boekt

Werkwoord

vervoeging van
overboeken

overboekt

  1. (in een bijzin) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van overboeken
    • ... dat jij overboekt. 
  2. (in een bijzin) derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van overboeken
    • ... dat hij overboekt.