otterde
- ot·ter·de
vervoeging van |
---|
otteren |
otterde
- enkelvoud verleden tijd van otteren
- Ik otterde.
- Jij otterde.
- Hij, zij, het otterde.
- Ik otterde.
- Het woord otterde staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
vervoeging van |
---|
otteren |
otterde