Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • op·zoekt

Werkwoord

vervoeging van
opzoeken

opzoekt

  1. (in een bijzin) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van opzoeken
    • ... dat jij opzoekt. 
  2. (in een bijzin) derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van opzoeken
    • ... dat hij opzoekt.