opwachtte
- op·wacht·te
vervoeging van |
---|
opwachten |
opwachtte
- (in een bijzin) enkelvoud verleden tijd van opwachten
- ... dat ik opwachtte.
- ... dat jij opwachtte.
- ... dat hij, zij, het opwachtte.
- ... dat ik opwachtte.
- Het woord opwachtte staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.