Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • op·vat·te

Werkwoord

vervoeging van
opvatten

opvatte

  1. (in een bijzin) enkelvoud verleden tijd van opvatten
    • ... dat ik opvatte. 
    • ... dat jij opvatte. 
    • ... dat hij, zij, het opvatte. 
  2. (in een bijzin) aanvoegende wijs van opvatten