Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • op·teert

Werkwoord

vervoeging van
opteren

opteert

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van opteren
    • Jij opteert. 
  2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van opteren
    • Hij opteert. 
  3. (verouderd) gebiedende wijs meervoud van opteren
    • Opteert! 
Verwante begrippen

Werkwoord

vervoeging van
opteren

opteert

  1. (in een bijzin) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van opteren
    • ... dat jij opteert. 
  2. (in een bijzin) derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van opteren
    • ... dat hij opteert.